Achter de schermen van de criminologie & rechtshandhaving

Waarvoor worden vrouwelijke terugkeerders eigenlijk vervolgd?

Vrouwen die zijn teruggekeerd uit IS-gebied worden vervolgd voor de (vermeende) misdrijven die daar door hun mannen zijn gepleegd en niet voor strafbare feiten die zij zelf hebben begaan, zo werd onlangs betoogd in een opiniestuk in NRC. Dit standpunt gaat voorbij aan de uiteenlopende misdrijven waarvoor IS-vrouwen in Nederland en in de ons omliggende landen worden vervolgd sinds er meer informatie beschikbaar is over de periode waarin de vrouwen bij IS waren.

Het wetenschappelijke en publieke debat rond vrouwen die betrokken zijn bij terrorisme beweegt zich doorgaans richting één van twee uitersten: vrouwen worden ofwel afgeschilderd als gewetenloze terroristen ofwel neergezet als slachtoffers, als vrouwen die geen enkele zeggenschap hebben over hun eigen leven en beslissingen. Deze beperkte visie vertroebelt het beeld van de vrouwen die zijn afgereisd en van de complexe juridische praktijk rond deze zaken.

De eerste vrouwen die – nog voor de uitroep van ‘het kalifaat’ in 2014 – terugkeerden naar Nederland werden niet vervolgd. Inmiddels alweer zes jaar geleden was Laura H. één van de eerste vrouwelijke uitreizigers die wel voor de rechter kwam. In deze zaak maakte de rechter expliciet onderscheid tussen ‘burgerschap van IS’ en ‘deelneming aan een terroristische organisatie’. De aanwezigheid en gedragingen van Laura H. in IS-gebied, zo oordeelde de rechter, pasten in de eerste categorie en ze werd vrijgesproken van deelname.  

Bovenstaande ontwikkelingen kunnen niet los worden gezien van het feit dat na de val van het kalifaat steeds meer bekend is geworden over het leven onder ISIS. Verschillende organisaties waaronder ook door de Verenigde Naties opgerichte bewijsbanken – IIIM en UNITAD – hebben veel bewijs verzameld over de misdrijven die daar zijn begaan en werken nauw samen met Europese landen die terugkeerders vervolgen. Vrouwen vervulden verschillende taken, zoals het zorgen voor hun mannen en de kinderen opvoeden volgens de strikte en perverse IS-leer. Daarnaast blijkt dat sommige vrouwen zich bezighielden met het verspreiden van propaganda, rekruteren, disciplineren van andere vrouwen of een slaaf in huis hadden.

In de afgelopen jaren zijn tientallen vrouwen in Nederland en de ons omliggende landen veroordeeld voor deelname aan een terroristische organisatie. In Nederland zijn meerdere vrouwen daarnaast ook veroordeeld wegens het voorbereiden van terroristische misdrijven. In deze zaken is inderdaad – zoals weergegeven in het NRC-opiniestuk – uitgebreid stilgestaan bij het belang van de gezamenlijke huishouding, maar niet alleen in relatie tot de vermeende daden van de man. ‘Een staat heeft nu eenmaal onderdanen nodig’, zo valt te lezen in een recente uitspraak. De huishoudens zijn an sich ook belangrijk voor het voortbestaan van de organisatie.

Het is daarnaast belangrijk om op te merken dat in de laatste jaren ook andere misdrijven ten laste worden gelegd aan IS-vrouwen. Zo worden ze sinds 2021 vervolgd voor ‘het in hulpeloze toestand brengen’ van hun eigen kinderen. Begin november werd een vrouw die haar kind had meegenomen naar Syrië veroordeeld voor dit feit én voor deelname en voorbereiding. In de komende maanden staan vrouwen terecht die onder andere worden vervolgd voor het ontvoeren van de eigen kinderen en voor slavernij als misdrijf tegen de menselijkheid.

Interessant is ook de vergelijking die in het stuk wordt gemaakt met ‘vrouwen die zijn ingetrouwd in bekende drugsfamilies en niet worden vervolgd voor deelname aan een criminele organisatie wanneer ze alleen het huishouden hebben gedaan en zorgtaken hebben vervuld’. Allereerst kan worden gesteld dat de context waarbinnen het huishouden opereert wezenlijk verschilt. Voor IS was de vorming van huishoudens cruciaal (immers, zonder die huishoudens geen staat), terwijl de huishoudens in Nederland niet bijdragen aan het vervullen van het oogmerk van de criminele organisatie. In de context van de georganiseerde misdaad volstaat het dan niet om enkel naar het huishouden te kijken. Overigens zijn er verschillende zaken bekend waar vrouwen worden vervolgd als mededader van hun man, zo ontdekte Meintje van Dijk (NSCR/VU) tijdens haar onderzoek naar criminele families. Een voorbeeld is een vrouw die werd veroordeeld omdat er meer dan één miljoen euro bij haar thuis werd aangetroffen: geld dat volgens de rechter haar partner toebehoorde en was verkregen uit criminele activiteiten. Uit deze en andere studies blijkt dat er wel degelijk aandacht uitgaat naar de (soms slechts ondersteunende) rol van vrouwen in georganiseerde misdaadfamilies, ook wel ‘facilitators’ genoemd. Meer in het algemeen kan worden gewezen op de bijzondere positie van moeders en hun invloed op de volgende generatie. Zowel in de context van de georganiseerde misdaad als van terroristische organisaties spelen moeders regelmatig een belangrijke rol in de overdracht van gedachtegoed en gedrag, blijkt uit onderzoek.

Afsluitend benadrukken we dat er schrijnende gevallen zijn waarin vrouwen wel degelijk óók slachtoffer zijn geweest, zowel voorafgaand aan de uitreis als tijdens het verblijf in IS-gebied. Dit wordt meegewogen in de strafmaat en daarom is het belangrijk om de persoonlijke en contextuele factoren mee te nemen. Dit geldt vooral als we te maken hebben met vrouwen die minderjarig waren of jongvolwassen op het moment van de uitreis. Bovenstaande onderstreept het belang van het per geval bekijken van de zaken, en niet klakkeloos het eerder geschetste discours richting één van de uitersten te volgen.

Tanya Mehra, onderzoeker International Centre for Counter-Terrorism

Elanie Rodermond, onderzoeker NSCR/VU

Plaats een reactie